Uit een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden van 26 mei jl., (klik hier voor de uitspraak) is wederom af te lezen wat de Hoge Raad altijd oordeelt als het gaat over afspraken die ouders maken over de hoogte en duur van kinderalimentatie.

Kern van de uitspraak is dat je als ouders echt niet zo maar van alles kan en mag afspreken en je daarop kunt blijven beroepen als één van hen vervolgens bij de rechter wijziging van de afspraken vraagt. De reden daarvan is dat het kinderalimentatierecht van dwingendrechtelijke aard is.

Met andere woorden: Het staat ouders zijn als contractpartijen niet vrij om zo maar van alles af te spreken als dat niet in overeenstemming is met het alimentatierecht.

De feiten waren als volgt:

Het huwelijk van partijen is in 2015 ontbonden door echtscheiding.

De man en de vrouw zijn de ouders van de minderjarige, geboren in 2009 in de gemeente Almere.

Partijen hebben in een door hen ondertekend ouderschapsplan het volgende afgesproken:

De vader zal per maand een bedrag van € 70 voldoen ter zake bijdrage in de kosten van opvoeding en levensonderhoud van het kind, zulks met ingang van 1 november 2014. Met verwijzing naar de alinea hierboven, zullen partijen regelmatig overleg hebben over de reguliere en incidenteel noodzakelijke extra uitgaven ten behoeve van het kind.
De alimentatieregeling vermeld in dit artikel kan niet bij rechterlijke uitspraak worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden”.

De man is op 3 januari 2016 religieus gehuwd met een nieuwe partner. In 2020 zijn zij officieel in Nigeria in het huwelijk getreden. De man en deze mevrouw kregen daarop twee kinderen.

De vrouw uit het eerste huwelijk is eind 2019 – zonder toestemming van de man – met het kind van deze ouders naar Polen vertrokken waar zij sindsdien verblijven. (De vrouw heeft in Polen een procedure aangespannen om de hoofdverblijfplaats van dit kind te wijzigen naar Polen.)

De man heeft bij het ministerie van Justitie en Veiligheid een verzoek tot teruggeleiding van dit kind in het kader van internationale kinderontvoering ingediend.

De vrouw heeft zich in eerste instantie tot de rechtbank Zwolle gewend om de kinderalimentatie te verhogen. Alhoewel dat niet uit de gepubliceerde uitspraak is af te lezen (b)lijkt duidelijk dat de vrouw een verhoging vroeg van de kinderbijdrage omdat zij van mening was dat de feiten en omstandigheden waren gewijzigd ten opzichte van het moment dat zij met de man het ouderschapsplan ondertekende. Dat verzoek is uiteindelijk, eerst door de rechtbank en later ook door het hof toegewezen. Het hof verhoogt de bijdrage namelijk uiteindelijk naar € 182,- per maand.

Wij kunnen ons voorstellen dat de uitkomst van deze beslissing voor een niet jurist niet (goed) te begrijpen is. De kern daarvan luidt echter dat, wat partijen ook afspreken, de rechter uiteindelijk, als die daartoe geroepen wordt, geheel zelfstandig alle feiten en omstandigheden op de weegschaal legt en dan zelfstandig, ongeacht wat partijen hebben afgesproken, een kinderbijdrage vaststelt, hoe onredelijk deze (op het eerste gezicht) ook mag lijken.

Voor de liefhebber nog de volgende overweging van het hof dat het volgende voorop stelt:

“Op grond van artikel 1:404 lid 1 BW zijn ouders verplicht naar draagkracht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. De contractsvrijheid van ouders bij afspraken over kinderalimentatie wordt begrensd door de dwingendrechtelijke regel dat de kinderalimentatie ten minste moet voldoen aan de wettelijke maatstaven. De rechter oordeelt over de afspraken tussen de ouders zelfstandig met inachtneming van de wettelijke maatstaven, zonder gebonden te zijn aan hetgeen de ouders onderling over de kinderalimentatie zijn overeengekomen.

In deze zaak is de kinderalimentatie vastgesteld bij overeenkomst tussen de ouders. Wijziging van die overeenkomst is op grond van artikel 1:401 BW onder meer mogelijk als zij door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen (lid 1). Wanneer is vastgesteld dat de wijzigingsgrond zich voordoet, geldt dat de rechter zelfstandig oordeelt over de kinderalimentatie met inachtneming van de wettelijke maatstaven, zonder gebonden te zijn aan hetgeen de ouders onderling over die kinderalimentatie zijn overeengekomen. Omdat tussen partijen niet in geschil is dat sprake is van een wijzigingsgrond, zal het hof aan de hand van de regels omtrent behoefte en draagkracht beoordelen in hoeverre sprake is van een rechtens relevante wijziging van omstandigheden die een aanpassing van de geldende alimentatie rechtvaardigt.”

 

Mr. Philip van Kampen
Advocaat en Mediator
0113 – 34 86 26
kampen@servusadvocatuur.nl